Daar gaat-ie, stropdas netjes, middelste knoop vast want het kan koud zijn buiten, en een bundeltje papier onder de arm. Hoe vaak zien we tegenwoordig niet een minister zo over straat lopen. Rutte is hier nog maar net de deur uit, dus kan zich plotseling nog realiseren dat hij iets heeft vergeten (mondkapje?), maar mevrouw Olongren lijkt me toch al een aardig eindje van de ingang verwijderd. Wat heeft dat mens trouwens een rare kleren aan: een regenjas die wijd open staat en laarzen waar we gewoonlijk alleen pin-up-girls mee zien.
Maar die papieren. Dat zou Piet Kistemaker niet overkomen. Piet was wedstrijdleider van de club van 1956 tot 1963. Om wat voor reden kan ik me niet meer herinneren, maar in dat jaar vroeg hij mij of ik het van hem wilde overnemen. Piet was elke donderdagavond een van de eersten in het clublokaal, met een klein model actetas waar hij zijn papieren in bewaarde: het grote boek waarin alle eindstanden werden vermeld, een blaadje met de actuele stand om op het prikbord te plakken, een stapeltje wedstrijdformulieren (want voor elke partij moest je een briefje invullen), een schrijfblok, en ook zijn eigen notitieboekje natuurlijk en een stuk of wat pennen. Als je je pen vergeten was, had Piet er meestal nog wel een in zijn tas zitten.
Die tas moge dan niet heilig zijn geweest, Piet zorgde wel dat niemand er aan kwam. Ik vermoed dat hij hem tijdens het spelen op schoot hield. Maar ik kwam ook wel eens bij hem thuis en dan kwam de tas meestal op tafel, dus kon je goed zien wat er allemaal in zat. Piet was getrouwd, woonde op de Melkmarkt en had twee dochtertjes en een kostganger. Hij werkte als winkelbediende bij de firma Schaap, later de Enkhuizer IJzerhandel, op de hoek van de Melkmarkt en de Westerstraat. Zijn huis grensde aan de panden van Schaap, het zou me daarom niet verwonderen als het ook eigendom van de ijzerhandelaar was. Mijn vader kwam regelmatig in de winkel om materiaal voor zijn werk te kopen, en hij vond Piet altijd maar een slome duikelaar. Hij moest zelf soms vertellen waar het gevraagde in de winkel te vinden was. Toen ik bedrijfsleider van zwembad De Kloet was geworden, kwam de ambtenaar sportzaken met wie ik te maken had, op een avond bij ons aan de deur en vertelde dat ze Piet tot schoonmaker benoemd hadden. Dat heeft hij gedaan tot zijn dood, maar daar gaat het nu niet om.
Piet was een aantrekkelijk tegenstander, omdat hij moeilijkheden niet uit de weg ging en dan ook de bijnaam Piet Zetje had gekregen. Maar het betekende niet alleen dat hij zelf nog wel eens won door een combinatie, met een beetje geluk wist je hém ook nog wel eens te pakken te nemen. Maar hij heeft ook geprobeerd om zelf wat problemen te maken. Laten we daar eens mee beginnen.
U mag er geen dambord bij gebruiken, hoor.
Niet scherp en een malle beginstand, maar leuk voor de niet al te ervaren dammer.
Wit wint door Wit wint door
24-19, 31-27, 37-32, 40-34, 35x24 en 25x32.
Gepubliceerd in EDC-Nieuws juni 1967.
Gedateerd 1965
De tweede is nu eenvoudig op te lossen.
17-11 ligt voor de hand, want dan kan wit naar dam combineren. Daarna:
31-27, 37-32, 30-24, 35x24 en 25x1 met een simpel te winnen eindspelletje.
Gepubliceerd in EDC-Nieuws augustus 1967, het probleem is gedateerd 1965.
Deze is leuk, zij het meer om de stand dan om de oplossing. De snelle dammer zal meteen 31-27 spelen, want in één klap drie schijven winnen, is altijd meegenomen. Zwart zal dan wel zo slim zijn om naar 32 te slaan, waarna wit kan kiezen tussen slaan naar 16 of naar 20. U moet het maar eens naspelen, maar als wit naar 16 slaat, gaat het nog heel moeilijk worden om te winnen. Dus slaan we naar 20. En dan gaat het waarschijnlijk zo:
(45-50), 43-39 (50-45), 39-34 (12-18), 29-24 (45x47), 20-15 (47x20), 15x24 en er ontstaat een mooi eindspel, waar u maar eens een regenachtige zondagmiddag aan moet besteden.
Veel veiliger is de oplossing die Piet bedacht: 44-40. Nu is 33-28 meteen al winnend, maar Piet doet het doeltreffender door: 33-29, 43-39, 31-27 en 36x20 met een klein eindspel dat wel degelijk gewonnen wordt.
Deze is ook grappig vanwege de stand. Wit heeft al een schijf meer en speelt hij nu 38-32, dan kan zwart ze één voor één offeren.
Maar waarom makkelijk doen als het moeilijk kan? Op de manier voor Piet is het voor de tegenstander in elk geval duidelijk:
12-7, 24-20, 14-9, 47-41, 22-17 en 16x9.
Gewoon alles weggeven en dan het bord leeg slaan.
Wederom een met een schijf meer voor wit en een zeer lucratieve stand, maar het kan ook in één keer uit:
24-19, 46-41, 43,39, 50x10
Dit lijkt toch andere koek te worden. Gelijke schijven, wit staat wel heel erg voorwaarts, maar kan weinig uitrichten, terwijl zwart zo door kan lopen naar dam. Zou er geen zetje in zitten, dan moet wit maar offeren en ruilen: 12-8 en 20-14. Maar er zit wel een zetje in:
48-42, 15-10, 22-17, 6x28, 40-34, 35x3, maar dan zijn we er nog niet!
(25-30), 4x27 en toch gewonnen. Jammer dat die zwarte schijf niet één veldje verder stond. Of twee keer achter elkaar mocht schuiven...... Dan kon hij nu 30-35-40. Maar dat mag u zelf weer even uitpuzzelen. Het is nog knap lastig.
Ik wil toch ook nog even naar zijn partijen kijken. De eerste notatie die bij wij bewaard is gebleven, maakte mij bij het hernaspelen niet blij.
Piet Kistemaker-Hans van der Veen, 24 februari 1966. Zwart heeft een gunstige stand, sterke drank was er niet te koop in het Buyskeshuis, ach, ik zal wel weer eens verliefd zijn geweest, dat gebeurde in die tijd. Zwarft aan zet, speelde ....... 13-19. En gaf het op.
Voor de hand ligt:
(9-14), 38-33 (28-32), 30-25 (14-19), 30-25 (20-24), 25-20 (24-29), 33x24 (19x30), 34x25 (15x24),
maar of daar nog winstkansen zijn voor zwart?
Het tweede – en laatste, hoor – partijfragment laat beter zien wat Piets spelwijze was. De partij is van een paar maanden later:
Hans van der Veen – Piet Kistemaker, 21 april 1966.
De stand is na de 32ste zet van wit (45-40) en het ging zo:
32. 24-20; 33. 35x24 19x30; 34. 26-21 17x37;
35. 28x19 20-24; 36. 29x20 15x13; 37. 38-32 37x28; 38. 33x22 18x27; 39. 40-35 en wit liep door naar dam en zwart niet.
Maar we moeten toch even naar die 37ste zet kijken. Dat offertje met 38-32 is broodnodig. Zou wit er meteen oplopen met 40-35, dan komt zwart met 18-22-27 en kan zo maar doorlopen naar dam. Dit is toch echt zo’n standje waar u maar eens goed naar moet kijken.
Nou, nog één?
Piet Kistemaker – Hans van der Veen,
27 mei 1968, voorronde Kampioenschap van Enkhuizen. Stand na de 28ste zet van zwart.
Wit ziet een slagzet en speelt:
39-34, 26-21, 27-22, 32x21, 43-39 en 38x20.
Mooie slagzet, jammer dat hij verlies geeft. Het beste was gewoon 38-33 geweest.
Tot zo ver Piet Kistemaker. Een volgende keer weer eens over een ander lid.